11.2.4. Inplanting PF-verbindingen

Illustratie PF-verbinding

In het begin van een feeder-tir in C- en R3-bovenleiding

Een PF-verbinding en een E2-verbinding vlak na de verankering te voorzien.

SU in C-bvl

1 PF voor en na de middenportiek tussen 2 E3-verbindingen (2 PF in totaal) + 1 extra EA1 tussen de verankering van de rijdraden en de feeder 366 mm² + 2 extra verankeringsisolatoren:

LS in C-bvl

2 PF + 2 E3 + 1 extra EA1 tussen de verankering van de hoofddrager en de feeder 366 mm² + 2 extra verankeringsisolatoren:

Wissels in C-bvl

2 PF + 2 E3:

Vast punt in C-bvl

2 PF + 2 E3:

SU in R3-bvl

2 PF + 2 E2:

LS in R3-bvl

2 PF + 2 E2 + 1 extra EA1 tussen de verankering van de hoofddrager en de feeder 366 mm² + 2 extra verankeringsisolatorenr:

Wissels in R3-bvl

2 PF + 2 E2:

Op de doorgaande bovenleiding, aan weerskanten van de wissel, plaats men een PF (in totaal 2 PF) op maximaal 3 spanwijtes van de kruising.

Op de afwijkende bovenleiding: 2 PF + 2 E2 (voor zover er een langsfeeder aanwezig is - niet getekend op de figuur).

Vast punt in R3-bvl

2 PF + 2 E2: