1.6. Afstanden paal-spoorstaaf
Algemene regel
De afstand paal-spoorstaaf, ook inplantingsafstand genoemd, is de horizontale afstand tussen het binnenvlak van de paal en aslijn van de naburige spoorstaaf.
Normale afstanden
Rechtlijn en bocht R ≥ 4500 m |
2,35 m |
|
Bocht R < 4500 m |
Binnenkant |
2,75 m |
Buitenkant |
2,90 m |
Deze waarden zijn aan te passen aan de situatie en aan de zichtbaarheid van signalen (minimum 300 m).
Minimale afstanden
Een minimale afstand moet worden gerespecteerd volgens de onderstaande tabel:
Bij aanleg |
1,50 m + 2,3*h |
Absoluut minimale afstand |
1,40 m + 2,3*h |
met h: verkanting van het spoor [m].
Normale afstanden voor paal op perrons
Enkel spoor langs perron |
3,20 m |
|
Perron tussen 2 sporen |
Gemeenschappelijke constructies |
Aslijn perron |
Enkelspoorconstructies |
3,20 m |
Minimale afstanden voor paal op perrons
De minimale afstand paal spoorstaaf voor een paal op een perron, bedraagt 1,95m.
Deze waarde waarborgt een minimale afstand van 1m tussen deze paal en de rand van het perron; de minimaal noodzakelijke afstand voor het uitstappen van reizigers wanneer de deur van de trein zich tegenover een paal bevindt.
Opmerking
Deze afstanden moeten door alle uitrustingen op de paal worden gerespecteerd (hoekijzers, koffer van T-schakelaar, tegengewichten, enz…)
Specifieke geval : paal uitgevoerd met een T-schakelaar type T2020
Minimale inplantingsafstand = 1,65 m + 2,3*h (met h: verkanting van het spoor [m])