4.3. Afstanden paal-spoorstaaf
Algemene regel
De afstand paal-spoorstaaf, ook inplantingsafstand genoemd, is de horizontale afstand tussen het buitenvlak van de paal en aslijn van de naburige spoorstaaf.

Normale afstanden
Rechtlijn en bocht R ≥ 4500 m |
2,35 m |
|
Bocht R < 4500 m |
Binnenkant |
2,75 m |
Buitenkant |
2,90 m |
Deze waarden zijn aan te passen aan de situatie en aan de zichtbaarheid van signalen (minimum 300 m).
Minimale afstanden
Een minimale afstand moet worden gerespecteerd volgens de onderstaande tabel:
Bij aanleg |
1,50 m + 2,3*h |
Absoluut minimale afstand |
1,40 m + 2,3*h |
met h: verkanting van het spoor [m].
Normale afstanden voor paal op perrons
Type perron |
Afstand / positie |
---|---|
Centraal perron |
As van het perron |
Lateraal perron |
3,20 m |
Minimale afstanden voor paal op perrons
Op het perron zijn de RTV B1.1 en TSI-PRM van toepassing. De waarden hieronder zijn van toepassing voor de volledige lengte van de instapzone. Buiten deze zones zijn onze installaties niet langer onderworpen aan de TSI-PRM. In deze gevallen gelden de afstandsregels die van toepassing zijn in volle baan. De onderstaande illustratie is voor een lateraal perron. Voor een centraal perron moeten deze waarden aan beide zijden van de paal worden beschouwd.


Als de lengte van het obstakel (gemeten langs het perron) is < 1m dan Bmin = 0,80 m
Als de lengte van het obstakel (gemeten langs het perron) is ≥ 1m dan Bmin = 1,20 m
Opmerking
Deze afstanden moeten door alle uitrustingen op de paal worden gerespecteerd (hoekijzers, koffer van T-schakelaar, tegengewichten, enz…)
Specifieke geval : paal uitgevoerd met een T-schakelaar type T2020
Minimale inplantingsafstand = 1,65 m + 2,3*h (met h: verkanting van het spoor [m])