1.4. Rijdraadhoogte

Algemene regel

De rijdraadhoogte wordt steeds loodrecht op het loopvlak van het spoor gemeten.

Normale rijdraadhoogte

Ter hoogte van de draagconstructies bij 15°C:

Volle baan

S2-/S3-107

5,30 m

S3-120

5,20 m

Cn-107

5,30 m

R3-120

5,10 m

R3-Mix

5,30 m

Overwegen

5,55 m

Bundels

5,55 m

Theoretische minimum rijdraadhoogte bij de paal

Temperatuur: +15 °C

Bvl-type

Max. snelheid [km/u]

Hmin,theo,paal [m]

BE1/BE2

BE3

BE4

C

-

5,25

5,30

5,34

S-reg cc

-

5,13

5,19

5,22

S-non reg cc

-

5,32

5,38

5,41

R

120

4,87

4,92

4,95

160

4,87

4,93

4,96

200

4,76

4,82

4,86

Afwijkingen moeten toegestaan worden door I-AM.31.

Minimale rijdraadhoogte

Laagste punt binnen de spanwijdt:
  • ofwel +60 °C voor reizigers- en goederenlijnen ;
  • ofwel +40 °C binnen de tunnels ;
  • ofwel zie document 405.070 voor lijnen met trafiek buitengewoon vervoer.

Bvl-type

Max. snelheid [km/u]

Hcc,min [m]

BE1/BE2

BE3

BE4

C

-

4,81

4,87

4,90

S-reg cc

-

4,80

4,85

4,88

S-non reg cc

-

4,80

4,85

4,88

R

120

4,80

4,86

4,89

160

4,81

4,87

4,90

200

4,81

4,87

4,90

Afwijkingen moeten toegestaan worden door I-AM.31.

Uitzonderlijk minimale rijdraadhoogte

Laagste punt binnen de spanwijdt:
  • ofwel +60 °C voor reizigers- en goederenlijnen ;
  • ofwel +40 °C binnen de tunnels ;
  • ofwel zie document 405.070 voor lijnen met trafiek buitengewoon vervoer.

Bvl-type

Max. snelheid [km/u]

Hcc,min,uitz [m]

BE1/BE2

BE3

BE4

C

-

4,75

4,81

4,85

S-reg cc

-

4,74

4,80

4,84

S-non reg cc

-

4,74

4,80

4,84

R

120

4,75

4,81

4,85

160

4,75

4,81

4,85

200

4,76

4,82

4,86

Afwijkingen moeten toegestaan worden door I-AM.31.

Opmerking over de 3 tabellen met minimale hoogten

Alle tabellen zijn geldig in rechte lijn.

Voor gevallen met afwijkende lokale parameters kan het programma HACEECAT.xls gebruikt worden.

Maximale rijdraadhoogte

Maximale rijdraadhoogte is: hmax = 6 m (slechste geval).

Materialisering van de referentie-niveaus

HPmax: niveau dat het spoor nooit hoger mag zijn dan

HPth: niveau dat overeenkomt met het theoretische langsprofiel

Variant

Praktische uitvoering

Verflijnen (zie fig. hieronder)

Rode verflijn: bovenzijde verflijn op 200 mm boven HPmax voor de palen in volle baan OF 1200 mm boven HPmax voor de palen op het perron;

Groene verflijn: bovenzijde verflijn op 200 mm boven HPth

Referentiebouten (zie fig. hierboven)

Referentiebout op ongeveer 50 cm boven lage rail

Waarden Vmin en Vth op implantingsplan

L-ijzers

L-ijzers in wand kunstwerk: bovenkant 200 mm boven HPmax

Referentiedocument

Bericht 10 I-I 2005: Hoogte van de bovenleidingdraad - Afspraken Spoor/Bovenleiding.

Verhoging of verlaging van de rijdraad in volle baan

EN 50119 norm vereist de volgende waarden:

Snelheid [km/u]

Max. helling van rijdraad te opzichte van spoor

Verschil tussen hellingen van 2 aangrenzende spanwijdten

50

i ≤ 25 ‰

i1 – i2 ≤ 25 ‰

60

i ≤ 20 ‰

i1 – i2 ≤ 10 ‰

100

i ≤ 6 ‰

i1 – i2 ≤ 3 ‰

120

i ≤ 4 ‰

i1 – i2 ≤ 2 ‰

160

i ≤ 3,3 ‰

i1 – i2 ≤ 1,7 ‰

200

i ≤ 2 ‰

i1 – i2 ≤ 1 ‰

250

i ≤ 1 ‰

i1 – i2 ≤ 0,5 ‰

Aanbevolen waarden voor onze bovenleidingen:

Snelheid [km/u]

Max. helling van rijdraad ten opzichte van spoor

Verschil tussen hellingen van 2 aangrenzende spanwijdten

50

i ≤ 25 ‰

i1 – i2 ≤ 12,5 ‰

60

i ≤ 20 ‰

i1 – i2 ≤ 10 ‰

70

i ≤ 13 ‰

i1 – i2 ≤ 6,5 ‰

80

i ≤ 10 ‰

i1 – i2 ≤ 5 ‰

90

i ≤ 8 ‰

i1 – i2 ≤ 4 ‰

100

i ≤ 6 ‰

i1 – i2 ≤ 3 ‰

110

i ≤ 5 ‰

i1 – i2 ≤ 2,5 ‰

120

i ≤ 4 ‰

i1 – i2 ≤ 2 ‰

130

i ≤ 3,8 ‰

i1 – i2 ≤ 1,9 ‰

140

i ≤ 3,6 ‰

i1 – i2 ≤ 1,8 ‰

150

i ≤ 3,4 ‰

i1 – i2 ≤ 1,7 ‰

160

i ≤ 3,3 ‰

i1 – i2 ≤ 1,7 ‰

200

i ≤ 2 ‰

i1 – i2 ≤ 1 ‰

250

i ≤ 1 ‰

i1 – i2 ≤ 0,5 ‰