4.1. Lengtes van spanwijdtes

Relatie tussen spanwijdte en straal van de bocht

Er is een relatie tussen de spanwijdte en de straal van de bocht van het spoor.

Deze relatie houdt rekening met verschillende parameters, zoals de mechanische trekkracht in de kabels en de windkracht.

Volgens de Eurocodes, neemt de amplitude van de wind toe met de hoogte. Men moet dus ook rekening houden met de parameter z die het niveau van de bovenleiding boven de grond eromheen vertegenwoordigt.

Bijvoorbeeld: voor een bovenleiding op een viaduct is z gemeten t.o.v. de grond onder de viaduct.

Hieronder worden de waarden a_max en R_min voor de bovenleiding C-107 en R3-120.

Compound C-107

	Z ≤ 10 m	10 < z ≤ 15 m	15 < z ≤ 20 m	20 < z ≤ 25 m
	Rmin (m)
a [m]
21	110	110	110	110
28	200	200	200	210
35	330	340	340	350
42	520	530	550	560
49	790	830	860	890
56	1190	1290	1380	1460
63*	1850	2110	2340	2580

De omgekeerde formule kan ook worden gebruikt om de lengte van a_max te berekenen uitgaande van een waarde van de straal R:

	Z ≤ 10 m	10 < z ≤ 15 m	15 < z ≤ 20 m	20 < z ≤ 25 m
	amax (m)
formules geldig voor R ≤ … m (a = 63 m*)	1850	2110	2340	2580

* Bij nieuwe installaties de spanwijdte is beperkt tot 56 m.

R3-120

	Z ≤ 10 m	10 < z ≤ 15 m	15 < z ≤ 20 m	20 < z ≤ 25 m
	Rmin (m)
a [m]
21	110	110	110	110
28	190	200	200	200
35	320	320	330	330
42	480	500	500	510
49	710	740	760	770
56	1030	1080	1130	1170
63*	1480	1600	1700	1780

De omgekeerde formule kan ook worden gebruikt om de lengte van a_max te berekenen uitgaande van een waarde van de straal R:

	Z ≤ 10 m	10 < z ≤ 15 m	15 < z ≤ 20 m	20 < z ≤ 25 m
	amax (m)
formules geldig voor R ≤ … m (a = 63 m*)	1480	1600	1700	1780

* Bij nieuwe installaties de spanwijdte is beperkt tot 56 m.

Binnendringen van spanwijdtes in parabolische overgang (POB)