11.2.1. Equipotentiaalverbindingen
E-verbindingen
Positie van de klem B op de rijdraden:
Op iedere rijdraad moet een klem B171opgesteld worden.
E3-verbindingen bij spanuitrustingen
Positie van de klem B op de rijdraden (verbetering van de stroomverdeling):
In een spanuitrusting moet iedere E3-verbinding een rijdraad van één bovenleiding verbinden met een rijdraad van de andere bovenleiding.
Er zijn 4 mogelijke configuraties.
Hierboven wordt 1 van de 4 configuraties getoond.
Benuttiging
Benuttiging |
Type |
B164 |
B171 |
B166 |
L95mm² (m) |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Doorgaande bvl. |
S1 |
E1 |
1 |
1 |
- |
1,5 |
S2 / S3 / R3 |
E2 |
1 |
2 |
- |
3,0 |
|
Cn / Ca |
E3 |
3 / 2 |
2 / 2 |
/ 1 |
4,0 |
|
Spanuitr. |
S2 |
4 x E2 |
4 |
8 |
- |
12,0 |
Cn / Ca |
4 x E3 |
12 / 8 |
8 / 8 |
/ 4 |
16,0 |
EA1-verbinding
- Kruising tussen een verankering (inox kabel) van de rijdraden en een bovenleiding:
- Kruising tussen een verankering (inox kabel) van de rijdraden en een langsfeeder 366 mm²:
- Kruising tussen een verankering van een hoofddraagkabel en een langsfeeder 366 mm²:
De feederkabel moet zich altijd boven de verankering van de hoofddraagkabel bevinden, die hij kruist (zowel in R3 als in C-bovenleiding).
EA2-verbinding
Kruising tussen verankering van een bovenleiding (C-bvl met PP en PA samen of S-bvl) met een andere bovenleiding
EA3-verbinding
Kruising tussen verankering van een C-bovenleiding (PP en PA gescheiden) met een andere bovenleiding