1.1. Profiel van vrije ruimte

Inleiding

Deze sectie behandelt het vrije ruimteprofiel (VRP), waarbij voornamelijk aandacht wordt besteed aan:
  • de nominale omtrek van het profiel van vrije ruimte: deze omtrek werd vastgelegd door I-I.5 en definieert de ruimte die dient voorbehouden te worden voor het treinverkeer der buitengewone vervoeren (zie art.51 van RTV B01 – bundel 1). Deze ruimte dient vrijgehouden te worden van alle hinders;
  • het vrije ruimte profiel voor de stroomafnemer: dit profiel wordt in detail uitgewerkt in dit deel en definieert de ruimte nodig voor de vrije doorgang van de stroomafnemer;
  • de vrije ruimte voor de ophanging van de bovenleiding, die van belang is onder kunstwerken.
Het vrije ruimteprofiel is een conventie tussen de infrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen die de vrije ruimte definieert beschikbaar voor rollend materieel. Met betrekking tot de bovenleiding is het VRP van belang voor het bepalen van:
  • Ruimte voor vrije doorgang van de stroomafnemer;
  • Inplantingszone voor bovenleiding en nissen voor bevestiging;
  • Hoogte van kunstwerken;  Hoogte van de rijdraad.

Definitie (RTV B1.1)

Het profiel van vrije ruimte vormt de grens tussen de ruimte die beschikbaar is voor het treinverkeer en de ruimte die beschikbaar is voor het plaatsen van de vaste installaties.

Dit wordt bepaald aan de hand van de verschillende omtrekken hieronder beschreven.

Grensomtrek

De grensomtrek bepaalt de ruimte die wordt benut door het normale treinverkeer. Binnen deze omtrek mag zich dan ook geen enkele hinder bevinden behouds enkele uitzonderlijk gevallen die door de RTV B1.1 hoofdstuk 5.2 worden geregeld.

De grensomtrek wordt in onderstaande figuur geïllustreerd.

Geometrie van de grensomtrek voor klassieke lijnen

Verbreding van de grensomtrek

De geometrische eigenschappen van de grensomtrek zijn variabel langsheen het spoor om rekening te houden met:

  • het hellen van de wagen in geval van een verkanting h of een gebrek aan verkanting i;
  • de geometrische verbreding in bocht;
  • de lokale spooroverbreedte s;
  • de verlaging van de lage delen in verticale bogen.

De waarden van verbreding voor de gevallen van de figuur worden gegeven in bijlage 3 van de technische voorschriften van het spoor. (RTV B01 bund.1).

Nominale omtrek

De nominale omtrek bepaalt de ruimte die dient voorbehouden te worden voor het treinverkeer der buitengewone vervoeren. Binnen deze omtrek mag zich dan ook geen enkele hinder bevinden.

De nominale omtrek biedt naast de grensomtrek ruimte voor de buitengewone vervoeren, het openen van de deuren, het uitvoeren van werken.

Het tijdelijk benutten van deze ruimte is toegelaten mits schriftelijke toelating van de centrale diensten en de betrokken diensten.

De nominale omtrek wordt door de dienst Spoor voor de bestaande en de nieuwe lijnen gedefinieerd (RTV Spoor V1.1 – art. 53 en bijlagen).

Geometrie van de nominale omtrek

(*) In bogen met straal ≤ 250 m: lijn AC vervangen door lijn ABC.

Lage delen H < 760 mm: maat X0 = 1650 mm aanpassen naar de maten van de grensomtrek: zie daarvoor bijlage 3 en 4 van de RTV Sporen V1.1.

Omtrekken der elektrische delen

Op geëlektrificeerde lijnen dient, naast de ruimte die wordt vrijgehouden voor niet-geëlektrificeerde lijnen, voldoende ruimte te worden vrijgehouden voor de elektrische delen op het dak van de trein en voor de installatie van de vaste delen voor de elektrische tractie.

Dit omtrek omvat :

  • de positie van de bovenleidingsdraad;
  • de ruimte nodig voor de vrije doorgang van de stroomafnemer;
  • de vrije ruimte voor de ophanging van de bovenleiding.

Deze ruimten zijn afhankelijk van de elektrische spanning van de bovenleiding en van het type bovenleiding maar ook van de lengte van een mogelijk kunstwerk.

In alle gevallen dient rekening gehouden te worden met een elektrische isolatieafstand tussen het treinverkeer en de omgeving enerzijds en de elementen van de bovenleiding en stroomafnemer die onder spanning staan anderzijds.

Deze vrije ruimte wordt door de "schoorsteen"vormige omtrek van de onderstaande figuur begrensd.

Geometrie van de omtrek voor vrije passage van stroomafnemers en bovenleiding

Symbolen en afkortingen

De tabel hieronder verzamelt de symbolen en afkortingen, gebruikt in de rest van het hoofdstuk.

Symbool

Omschrijving

AddD/i,h

Extra term rekening houdend met verkanting D, of verkantingstekort i (op een bepaalde hoogte h).

B

Breedte van het kunstwerk.

bw

Halve schuitbreedte van de stroomafnemer.

bwc

Stroomafnemer met geïsoleerde hoornen:

Halve breedte van het geleidende deel van de stroomafnemer

Stroomafnemer met niet-geïsoleerde hoornen:

Idem, maar bwc = bw

bwr

De helft van de nuttige breedte van de stroomafnemer ("working range") waarmee de bovenleiding onder windbelasting in contact komt. Merk op: bwr ≤ bwc

Normalerwijze wordt slechts een deel van bwr benut. De uiteinden (nog steeds binnen 2bwr) worden gebruikt bij windbelasting.

bzncc

Halve breedte die kleiner is dan bwr en die benut wordt door de bovenleiding zonder wind door een trein aan v = vmax

(zone normale pour les cc = fils de contact) bzncc bevindt zich centraal in het vrijwel horizontaal rechte stuk van het sleepstuk

bisol

Elektrische isolatie-afstand:

bisol,stat = statische bisol.

bisol,dyn = dynamische bisol.

bo,mec

Breedte van het mechanisch VRPSA op een hoogte van 6,5 m (het bovenste verificatiepunt).

bu,mec

Breedte van het mechanisch VRPSA op een hoogte van 5,0 m (het onderste verificatiepunt).

bh,mec

Breedte van het mechanisch VRPSA voor een tussenliggend punt.

bh,elec

Breedte van het elektrisch VRPSA voor een tussenliggend punt.

cw

Breedte van de hoorn, horizontaal gemeten (corn width) :

= bw – bwc.

D'0

Referentiewaarde voor de verkanting in rekening te brengen voor de berekening van het mechanisch VRPSA

D

Werkelijke waarde van de verkanting in rekening te brengen voor de berekening van het mechanisch VRPSA.

epo

Zijdelingse uitslag van de stroomafnemer op een hoogte van 6,5 m (het bovenste verificatiepunt)

epu

Zijdelingse uitslag van de stroomafnemer op een hoogte van 5,0 m (het onderste verificatiepunt)

ep

Zijdelingse uitslag van de stroomafnemer t.g.v. de karakteristieken van het voertuig voor een tussenliggend punt

i

Werkelijke waarde van het verkantingstekort in rekening te brengen voor de berekening van het mechanisch VRPSA (zie 403.106 addendum I)

fs

Marge voor het in rekening brengen van de oplichting van rijdraden.

fws

Marge voor het in rekening brengen van het schuin drukken van de stroomafnemer t.g.v. de zijdelingse uitslag van de stroomafnemer.

VRPSA

Vrije ruimte profiel voor passage van stroomafnemers.

hc0

Referentiehoogte voor het rotatiecentrum van het voertuig in rekening te brengen voor de berekening van het mechanisch VRPSA

hcc

Statische hoogte van de rijdraden bij -15 °C.

hmec

Effectieve hoogte van het mechanisch VRPSA.

helec

Effectieve hoogte van het elektrisch VRPSA.

h

Hoogte voor de berekening van het mechanisch VRPSA

h'o

Maximale verificatiehoogte (6,5 m) voor de berekening van het mechanisch VRPSA

h'u

Minimale verificatiehoogte (5,0 m) voor de berekening van het mechanisch VRPSA

Iu

Referentiewaarde voor het verkantingstekort in rekening te brengen voor de berekening van het mechanisch VRPSA

K

HKW

Hoogte van het kunstwerk.

Reële spoorbreedte

Inom

Nominale spoorbreedte

L

Afstand tussen de middellijnen van de spoorstaven van een spoor

q

Voertuigen met bogie:

Dwarse speling tussen enerzijds de as en anderzijds het frame van de bogie

Voertuigen zonder bogie:

Dwarse speling tussen enerzijds de as en anderzijds de kast van het voertuig

qs'

Quasi-statisch effect

R

Straal van de horizontale boog

S’

Uitsprong t.g.v. spoorverwijding en geometrisch effect in bocht

s'0

Soepelheidscoëfficiënt tussen het voertuig en de infrastructuur in rekening te brengen voor de berekening van het mechanisch VRPSA.

Tcharge

Hoekafwijking t.o.v. de verticale t.g.v. asymmetrie in de lading

TD

Variatie in de verkanting tussen 2 opeenvolgende onderhoudsbeurten

Tosc

Oscillaties van de voertuigkast t.g.v. onregelmatigheden in het spoor

Tsusp

Hoekafwijking t.o.v. de verticale t.g.v. asymmetrie in de ophanging

Ttrack

Variatie in de horizontale positie tussen 2 opeenvolgende onderhoudsbeurten

w

Dwarse speling tussen bogie en voertuigkast

Y

Middellijn van het spoor

Δbi

Zijdelingse uitwijking van de stroomafnemer voor i = charge, D, osc, susp of track

θ

Hoekafwijking t.o.v. de verticale t.g.v. toleranties op de montage van de stroomafnemer

τ

Dwarse afwijking t.g.v. toleranties op de montage van de stroomafnemer

Σj

Som van de horizontale veiligheidsmarges voor het in rekening brengen van een aantal willekeurige fenomenen, die een invloed hebben op het VRPSA

v

Maximale snelheid van de bepaalde sectielijn.

Breedte van mechanisch vrije ruimte profiel voor passage van stroomafnemers VRPSA - Omtrek NQRR’Q’N’

Halve breedte: bh, mec,i/a = bh,mec,R∞ + S' + AddD/i,h

met

  • bh,mec,R∞ (mm): halve breedte voor rechte strekking (zie figuur)

hcc

(-15 °C) [m]

Breedte stroomafnemer [mm]

1450

1600

1760

1950

Soepelheidscoefficiënt s'0

0,225

0,225

0,4

0,225

bh,mec,R∞ (mm)

6,5

953

1028

1189

1203

bh,mec,R∞ (mm)

5,0

882

957

1102

1132

Waarde bh,mec voor elke hoogte tussen 5 en 6,5 m: lineaire interpolatie.

Voor een rijdraadhoogte hcc(-15°C) is bh,mec gecontroleerd op hoogte:

hcc(-15°C) + fws + fs

met fs het verhogen van de rijdraden onder de druk van de stroomafnemer (zie tabel op volgende pagina).

  • S’, rekening houdend met de spoor(over)breedte (enkel in bocht):

Waarden van spoor(over)breedte l:

R [m]

l [mm]

≥…

…<

0

100

1465

100

125

1460

125

150

1455

150

200

1450

200

250

1445

250

1435

  • AddD/i,h, bijkomende term rekening houdend met de verkanting D of de verkantingstekort i (enkel in bocht):

Verkantingstekort

D of i

AddD/i,h [mm] voor 40 < snelheid van de lijn < 160 [km/u]

Soepelheidscoefficiënt s'0

0,225

0,4

[mm]

Binnenkant bocht

Addi

Buitenkant bocht

Addi

Binnenkant bocht

AddD

Buitenkant bocht

Addi

h'u=5 m h'0=6,5 m h'u=5 m h'0=6,5m h'u=5 m h'0=6,5 m h'u=5 m h'0=6,5 m

0 à 45

0

0

0

0

0

0

0

0

50

0

0

0

0

0

0

0

0

60

0

0

3

4

0

0

11

16

70

3

4

10

13

5

7

23

32

80

10

13

16

22

17

23

35

48

90

16

22

23

31

29

39

47

64

100

23

31

30

40

41

55

59

80

110

30

40

37

49

53

71

71

96

120

37

49

43

58

65

87

83

112

130

43

58

50

67

77

103

95

128

140

50

67

57

76

89

119

107

144

150

57

76

64

85

101

135

119

160

160

64

85

70

94

113

151

131

176

170

70

94

77

103

125

167

143

192

Hoogte van mechanisch vrije ruimte profiel voor passage van stroomafnemers VRPSA: Omtrek NQRR’Q’N’

hmec = hcc(-15°C) + fws + fs

met:

  • hcc, lokale hoogte van bovenleiding (bij -15°C);
  • fws = 60 mm, het schuindrukken van stroomafnemer onder de druk + slijtage koolstof aan het contactvlak;
  • fs = 2s0
  • met s0 de verwachte oplichting;
  • met fs de berekende oplichting voor het ontwerp van de bovenleiding.

Aan de ophangpunten, (s0 in mm ; v in km/u is de maximale snelheid van het baanvlak ; a in m is de spanwijdte) met een maximale waarde van 100 mm:

V [km/u]

s0 [mm]

fs [mm]

40

61

122

60

63

126

90

67

134

120

72

144

130

74

148

140

76

152

160

81

162

200

93

186

220

100

200

Elders in de spanwijdte, dient de oplichting geval per geval te begroten.

Breedte van elektrisch vrije ruimte profiel voor passage van stroomafnemers VRPSA: Omtrek NQRR’Q’N’

Halve breedte: bh, elec = bh,mec - cw + bisol,stat

met:

  • bisol,stat, statische isolatieafstand (zie tabel in volgende paragraaf);

  • cw, breedte van de isolerende hoorn van de stroomafnemer, horizontaal gemeten (zie tabel onderaan de pagina).

Hoogte van elektrisch vrije ruimte profiel voor passage van stroomafnemers VRPSA: Omtrek NQRR’Q’N’

Isolatie-afstanden in de lucht tussen geaarde en onderspanning staande delen van de bovenleiding, aanbevolen door de norm EN 50119 voor een nominale spanning van 3 kV, zijn:

  • bisol,stat = 150 mm (minimale waarde getolereerd: 130 mm);

  • bisol,dyn = 50 mm.

De hoogte van het elektrische vrije ruimte profiel voor passage van stroomafnemers wordt als volgt berekend:

helec = hmec + bisol,dyn

Een veiligheidsfactor 2 op s0 werd gebruikt in de berekening van hmec, bisol,dyn wordt gebruikt voor de berekening van helec.

Ruimte voor het ophang-systeem van de bovenleiding GAB - STT’S’ (3kV DC) / VWW’V’ (25kV AC)

In volle baan moet de draagstructuur (geaard) van de bovenleiding zich buiten het elektrische profiel van de vrije ruimte, hierboven gedefinieerd, bevinden.

Bij aanwezigheid van een kunstwerk wordt enkel rekening gehouden met de omtrek van de ophanging van de bovenleiding.

Zie typeplan: 480.001: Vrije hoogtes van kunstwerken.

Type bovenleiding

Optimale hoogte t.h.v. ophang-punt

Minimale hoogte t.h.v. ophang-punt

Lengte Kortste hanger

HKW

B = breedte van het kunstwerk [m]

Span-wijdte voor overbrug-gingen

Span-wijdte voor tunnels

Benaderende formule optimale vrije hoogte

Tunnel

m

m

cm

m

m

m

m

R3 CuAg 150

5,10

4,90

40

5,75 + (B²/3600)

5,91 (B≥24)

56

28

R3 CuAg 120

(v≤160 km/u)

5,10

4,90

30

5,57 + (B²/4200)

5,76 (B≥28)

42

28

(v≤200 km/u)

5,10

4,90

40

5,70 + (B²/4200)

5,86 (B≥25)

56

28

R3 Cu 100 (v≤160 km/u)

5,10

4,90

30

5,60 + (B²/5000)

5,70 (B≥22)

42

28

Compound (v≤160 km/u) (1)

5,30

4,90

(2)

5,63

5,75

35

21

(1) Indien het kunstwerk breder is dan 12,5 m, moeten nissen (40 cm x 40 cm) met een diepte van 25 cm worden voorzien.

(2) De lengte van de kortste hanger bij een compound-bovenleiding kan kleiner gekozen worden dan in de andere gevallen, aangezien de soepelheid van de bovenleiding gelokaliseerd is in de schuivende hangers.

Lint

Breedte van het lint

= zone waar nuttige breedte van de stroomafnemer aanwezig is

= zone waar rijdraden aanwezig moeten zijn, ook onder windbelasting.

Lint voor rechte strekking

Halve breedte = bR∞ = CR∞

Halve breedte = bR∞ = CR∞ [mm]

Breedte van stroomafnemer [mm]

1450

1600

1760

1950

Verificatiehoogte 6,5 m

307

372

371

497

Verificatiehoogte 5,0 m

378

443

458

568

Lint in bocht

b = bR∞ - S’ – AddD = bw + bwr – bh,mec,i

c = cR∞ - S’ – Addi = bw + bwr – bh,mec,a

met S’ en AddD/i op paginas 1.1.1.6. en 7. gedefinieerd.

Breedte van stroomafnemer [mm]

bw [mm]

cw [mm]

bwr [mm]

bwr tot aan de hoornen?

bw +bwr [mm]

Soepelheids-coëfficient [-]

1600

800

200

600

ja

1400

0,225

1760

880

0

680

-

1585

0,4

1950

975

200

725

Nee

1700

0,225