Opbouw van een bovenleiding
Algemene opbouw - enkelvoudige bovenleiding
Een trein krijgt stroom van de bovenleidingen door de pantograaf van de trein te verbinden met de rijdraad, die onder stroom staat. De rijdraad wordt tussen twee palen gehangen. De afstand tussen die palen is een spanwijdte. Door de lengte van de bovenleiding is er echter een natuurlijke doorhang (peil) van de rijdraad (of rijdraden), waardoor er problemen kunnen ontstaan als de trein passeert. Daarom wordt de rijdraad aan een draagkabel gehangen. De draagkabel heeft dan de doorhang. De draagkabel en de rijdraad worden verbonden via pendules of hangers. De rijdraad hangt vlak door de lengte van de pendules te regelen.
Maar door temperatuurverschillen etc. kunnen de draden uitzetten of krimpen, waardoor de spanning en het peil veranderen. Daarom wordt er een spantoestel gebruikt dat automatisch de spanning regelt. Door extreme temperaturen kunnen de rijdraden verticaal verschuiven, wat een golving in de rijdraad veroorzaakt. Om dat probleem te vermijden is de compound bovenleiding ontworpen.
Compound bovenleiding
Bij de compound bovenleiding wordt er naast een hoofddraagkabel nog een hulpdrager opgehangen. De twee draagkabels hangen vast ten opzichte van elkaar. Daardoor blijven de hangers steeds recht hangen en zal de hulpdrager niet golven. De rijdraden worden aan de hulpdrager gehangen met glijdende pendules. De hoofddraagkabel kan nog doorhangen en de constructie beïnvloeden, maar deze invloed is alleen bij zeer hoge snelheid voelbaar. Dat wordt opgelost met de volledig geregelde bovenleiding.
Volledig geregelde bovenleiding
Bij dit type bovenleiding kunnen alle kabels geregeld worden zodat de pendules en de rijdraden altijd recht en vlak hangen. De kabels zetten namelijk evenveel uit en worden constant mechanisch onder spanning gehouden.